Het is de eerste zonnige dag van het jaar als ik bij Philip Meersman aanbel in Jette, voor een gesprek dat een iets ander uitgangspunt heeft dan de gesprekken die ik meestal voer voor het OLO. Normaal gezien ga ik op bezoek bij een organisatie, maar deze keer ga ik op bezoek bij drie organisaties vervat in één persoon: Philip is voorzitter van de ivzw World Poetry Slam Organization aisbl, waarmee hij het EK en WK Poetry Slam in verschillende landen organiseert; hij is curator bij het Brussels Planetarium Poetry Fest; én hij is artistiek coördinator bij het festival Transpoesie. Daarnaast is hij zelf ook dichter, en schrijft hij een doctoraat over performatieve en visuele poëzie. In dit gesprek hadden we het over hoe hij dit probeert te combineren, het vanzelfsprekende internationale karakter van poëzie, en de uitdagingen waar hij soms op botst.
Door Lora De Baeremaeker

“Goede poëzie werkt als muziek, ze roept emoties op, ongeacht de taal”
Hoe ben je begonnen met literair organiseren?
Het eerste grote project dat ik opstartte was het Planetarium Poetry Fest, ondertussen in samenwerking met het Willemsfonds, maar oorspronkelijk in het kader van mijn master Kunstwetenschappen en Archeologie aan de VUB. Tegelijkertijd verscheen mijn eerste poëziebundel in New York, en ik wilde een platform creëren voor visuele en experimentele poëzie. Dit genre blijft een niche binnen de literaire wereld, ondanks invloedrijke figuren als Paul van Ostaijen en Paul de Vree. Mijn academisch onderzoek richtte zich op het definiëren van visuele poëzie, waarvoor ik zelf een wetenschappelijke definitie ontwikkelde. Ik ontdekte dat er nauwelijks academische kaders bestonden voor visuele poëzie, wat me motiveerde om dieper in de materie te duiken. Daarnaast trok ik mee aan de kar om slam poetry en spoken word een plaats te geven binnen Auteurslezingen. Het was een moeizaam proces, want in de literaire sector was er aanvankelijk weinig erkenning voor deze vormen. Maar door jarenlang vol te houden, hebben we de ruimte gecreëerd die er nu is.
“De context waarin poëzie wordt gebracht, bepaalt mee de impact ervan”
Alles wat je doet lijkt een internationale insteek te hebben, waarom is dat voor jou zo belangrijk?
Poëzie overstijgt grenzen. De onderwerpen zijn universeel: identiteit, liefde, verlies, maatschappelijke reflectie. Goede poëzie werkt als muziek, ze roept emoties op, ongeacht de taal. Tijdens internationale festivals zie ik hoe dichters elkaar beïnvloeden en hoe nieuwe poëtische vormen ontstaan door interculturele ontmoetingen. In 2005 stond ik bijvoorbeeld in Struga, waar ik merkte dat dichters wereldwijd met dezelfde vragen worstelen. Dat motiveerde me om internationaal samenwerkingen aan te gaan, zoals het Wereldkampioenschap Slam Poetry en het Europees kampioenschap. Ook Transpoesie, een festival dat zich richt op meertaligheid, speelt een belangrijke rol in hoe ik poëzie zie als iets dat niet vastzit in één taal of traditie. Het is inspirerend om te zien hoe poëzie op verschillende continenten een andere invulling krijgt en toch dezelfde kernwaarden behoudt.

Je hebt festivals opgezet in diverse formaten en locaties, van planetaria tot favela’s. Hoe gaat dat in z’n werk?
Elke locatie moet iets extra toevoegen aan de poëtische ervaring. In het Planetarium van Brussel organiseren we een immersieve poëzie-ervaring, waarbij stem en performance samenvloeien met de projecties in de koepel. Dat idee ontstond bijna toevallig, maar bleek een gouden greep. Het publiek wordt omringd door beelden en klanken, waardoor de poëzie op een totaal andere manier binnenkomt. De dynamiek van de ruimte beïnvloedt hoe de poëzie wordt beleefd. In Rio de Janeiro werkten we binnen het FLUP-festival, dat zich in favela’s afspeelt en poëzie inzet als sociaal instrument. De context waarin poëzie wordt gebracht, bepaalt mee de impact ervan. Het is niet alleen een artistieke keuze, maar ook een politieke: poëzie moet naar de mensen komen, niet andersom. Dat principe drijft me in de keuzes die ik maak.
“Er is geen ‘box’ waarin poëzie moet passen; literatuur moet voortdurend grenzen verleggen”
Je bent ook academisch bezig met poëzie. Hoe combineer je dat met je rol als organisator en dichter?
Ik noem mezelf soms een literaire duizendpoot. Mijn doctoraat draait rond performatieve en visuele poëzie. Organiseren en academisch onderzoek versterken elkaar: door festivals te organiseren, test ik nieuwe formats en kan ik analyseren hoe poëzie in de publieke ruimte functioneert. Zelf schrijven blijft essentieel: een organisator moet begrijpen wat een dichter nodig heeft om een sterk optreden neer te zetten. Ik heb altijd geloofd in een multidisciplinaire aanpak. Er is geen ‘box’ waarin poëzie moet passen; literatuur moet voortdurend grenzen verleggen. Het academische werk geeft me een theoretische onderbouwing voor wat ik op het podium en in organisaties al jaren doe. Mijn doctoraat loopt inmiddels al negen jaar en moet in 2026 afgerond zijn. Het is soms een uitdaging om al die verschillende rollen te combineren, maar zonder de praktijkervaring van het organiseren zou mijn academisch werk te abstract blijven.

Wat is volgens jou de grootste uitdaging in het organiseren van literaire evenementen?
Duurzaamheid in financiering. Veel festivals werken op projectbasis, wat betekent dat je telkens opnieuw subsidies moet aanvragen. Jury’s verwachten vernieuwing, terwijl structurele initiatieven zoals het Planetariumfestival juist een duurzame groei nodig hebben. We zitten vaak vast tussen de categorieën ‘innovatie’ en ‘traditie’. Daarnaast blijft toegankelijkheid een issue. Literaire organisaties zijn soms te elitair, terwijl spoken word en slam poetry tonen dat poëzie laagdrempelig kan zijn zonder aan kwaliteit in te boeten. We proberen ook literaire performances toegankelijker te maken met nieuwe technologieën, zoals XR (extended reality). Maar financiering blijft een uitdaging, zeker wanneer je werkt met een genre dat nog steeds niet breed wordt erkend als volwaardig binnen de literaire wereld.
Wat is je meest recente literaire ontdekking?
Dat is een moeilijke vraag, omdat ik vooral non-fictie lees. Maar als ik er eentje moet noemen: Astrid Haerens. Haar werk trof me door de krachtige beeldspraak en gelaagde thematiek. Ik ontdek vaak dichters via festivals, zoals Halyna (Haska) Shyyan, die poëzie schrijft over identiteit en conflict. Haar werk is intens en noodzakelijk, vooral in deze tijden. Ik probeer altijd op zoek te gaan naar stemmen die iets nieuws te zeggen hebben, die een andere kijk bieden op taal en performance. Dat is ook waarom ik zo graag met internationale festivals werk: je leert continu nieuwe stemmen kennen en je blijft je blik verbreden.
Ontdekt meer over Brussels Planetarium Poetry Fest, Transpoesie, of de ivzw World Poetry Slam Organization aisbl.
Comentarios